500 g mager rundvlees

20 verse rawits

3 sjalotjes

2 teentjes knoflook

1 schijfje gemberwortel, ca. 3 cm

1 schijfje verse kunyit van ca. 2 cm

1 schijfje verse laos van ca. 3 cm

2 theelepels ketumbar

1 theelepel jinten

5 kruidnagels

1 stengel verse sereh

3/4 kokosnoot

5 eetlepels plantaardige olie

4 daun jeruk

1 kaneelstokje

1 theelepel tamarinde, zout

Bereiding:

Snijd het vlees in plakjes van circa 4x4 cm.

Maak de rawits schoon, pel de sjalotjes en de knoflook. Schil de gember, kunyit en laos. Snijd alles in kleine stukjes. maak van deze kruiden met ketumbar, jinten en kruidnagels in de cobek of de blender een pasta. Knip het bovenste deel van de sereh.

Rasp het vruchtvlees van de halve kokosnoot en trek twee keer de santen uit de geraspte kokos; de eerste keer met 1 kopje lauw water voor de santen mumi (dik en zuiver) en de tweede keer met 2 kopjes lauw water voor de santen cair (dun). Rasp ook het laatste stukje kokos en rooster dit in een droge koekenpan goudbruin. Maak ook deze geroosterde kokos fijn in de cobek.

Verhit de olie in de wajan. Fruit de kruidenpasta goudbruin en voeg de sereh en de daun jeruk toe. Roer het vlees, het kaneelstokje en zout naar smaak erdoor. Voeg de dunne santen toe (eerst 1 kopje en later, indien nodig als het vlees nog niet zacht is, het tweede kopje); laat het vlees op laag vuur sudderen. Blijf roeren tot alle vocht is verdampt.

Voeg de santen mumi en de geroosterde kokos toe. Haal het kaneelstokje uit de wajan. Laat het vlees gaarkoken

tot alle vocht weer is verdampt, er een dikke saus omheen zit en de olie op het vlees drijft.

Bron: De origineel Indonesische keuken van Lonny

Onderdeel van de Indische rijsttafel van 9 juni 2010 bij Rudi